Investeren in stenen en cement: Stijn Streuvels en zijn Lijsternest

Belgen worden naar verluid met een baksteen in hun maag geboren. Stijn Streuvels vormde daar geen uitzondering op. Bijna een halve eeuw lang bouwde en verbouwde hij aan Het Lijsternest, het huis waar hij bijna zeventig jaar samen met zijn echtgenote woonde, vier kinderen grootbracht, duizenden bladzijden vol schreef en vele gasten ontving. Het kwam dan ook regelmatig aan bod in zijn brieven, en ook in de autobiografische boeken Avelgem en Ingoyghem.

 

Als prille dertiger verlangde Streuvels naar een eigen stek waar hij in alle rust zou kunnen werken en een gezin stichten. Het succes van zijn eerste romans en een erfenis zorgden ervoor dat hij in 1903 over voldoende financiële middelen beschikte om zijn droom waar te maken: een ‘landelijk huizetje op een hoogte tegen den horizon’. In de zomer van 1903 verkende hij te voet en met de fiets de omgeving van Avelgem, waar hij toen met zijn moeder woonde. Op 6 augustus 1903 schreef hij aan zijn boezemvriend Emmanuel De Bom:

Nu ga ik mijne excursie voortzetten: ik reis al de hoogtepunten van de streek af om te zien waar ik me best voor goed ga neerzetten. Ik heb er bijzonderlijk 3 in ’t oog met prachtige zichten. De kwestie is nu of ik ze in eigendom krijg.

De keuze viel op een ‘kleikop’, gelegen langs de steenweg naar Tiegem, op ongeveer 500 meter van de kerk van Ingooigem. Dertig jaar later zou Streuvels het omschrijven als ‘eene geluksvondst’, een plek waar hij getroffen werd door ‘het heerlijke panorama dat er langs drie kanten openlag’. Op 11 november 1903 stuurde hij een kaartje aan De Bom met de boodschap ‘Ben eigenaar van 3000 m² aardbodem’. Een maand later werd de aankoopakte officieel verleden en stond niets de bouw van een huis nog in de weg. In de tussentijd was Streuvels al met zijn vrienden van de Kortrijkse Kunstgilde naar zijn ‘tumulus’ getrokken. Jaren later schreef hij hierover in Ingoyghem (1951) dat er ter plaatse onmiddellijk al plannen gesmeed werden om van zijn huis een totaalkunstwerk te maken, waaraan zowat alle bevriende kunstenaars een bijdrage zouden leveren.

Van meet af aan stond vast dat het een ‘eenvoudige landelijke woning naar oud-Vlaamse stijl en traditie’ moest worden, volledig in lijn met Streuvels’ liefde en belangstelling voor de rurale architectuur en het landelijke leven. Zelf fotografeerde hij op zijn tochten ter inspiratie tientallen boerderijen in de streek, beelden die hij later ook als illustratie gebruikte in zijn boek De landsche woning in Vlaanderen (1913).

 

Streuvels ideeën voor zijn eigen landelijke woning werden in plannen vertaald door de bevriende architect Jozef Viérin. Het ontwerp voor Het Lijsternest – een benaming die Streuvels al in 1904 gebruikte – tonen een op de regionale landelijke architectuur geïnspireerde woning. De naar het zuidoosten georiënteerde voorgevel en het sterk overstekende pannen dak waren bewuste verwijzingen naar de landelijke bouwtraditie. Het huis oogde bescheiden, maar was zeker ruim genoeg opgezet, verzekerde hij De Bom:

Al de menschen die belang stellen in mij en mijn bouwagie mogen gerust zijn dat het Lijsternest zijn normale afmetingen zal hebben: Hall, spreekplaats, keuken, vaute [= opkamer] en werkplaats, terrace en 4 slaapkamers boven + een kiekenkot, duivenzolder, geitenstal, konijnekoten, aardappelkelder enz.

In mei 1904 kondigde Streuvels de start van de bouw aan:

Binnen 14 dagen wordt de grond omgewoeld en de eerste steenen gelegd… en dan zullen langzaam de muren rijzen waar mijn lichamelijk hulsel woning zal vinden voor de toekomst…

De werkzaamheden vorderden goed. ‘De muren groeien’ klonk het op 4 augustus en midden oktober stond de meiboom op het dak, een traditie om aan te geven dat het hoogste punt van het huis bereikt was. Streuvels wisselde het schrijven af met het helpen aan de bouw van zijn woning. ‘Ik rijde meest alle dagen naar Ingoyghem en beul me daar àf, zoo dat ik ’s avonds geen “pap” meer kan zeggen…’, vertelde hij De Bom. De vorderingen op de bouwwerf legde hij ook op foto vast, een enkele keer poseerde hij samen met de bouwvakkers. Begin 1905 waren de bouwwerkzaamheden zo goed als voltooid, op het schilderen na. Een verhuizing leek nodig, want op een nacht werden alle zinken goten en afvoerbuizen gestolen.

 

Midden juli 1905 – Streuvels was al een tijdje naar Ingooigem verhuisd – stuurde hij zijn adreswijzigingen rond. Hij genoot van zijn eigen, nieuwe huis, zoals blijkt uit een brief aan de schrijver Karel Van den Oever:

Ik heb van heel ’t jaar niets gewerkt en voel er nog geen lust toe: ik heb een huis gebouwen en zit er nu als een kluizenaar alleen, 50 meter boven den zee, uit te kijken over ’t land van Vlaanderen en ’k ben het bijlange nog niet moe die wereld voor me te zien open liggen.

 

Op 19 september huwde Streuvels met Alida Staelens. De maanden van eenzaamheid – later door Streuvels als ‘de aangenaamste van mijn heel leven’ omschreven – waren voorbij. Het huis was in de tussentijd volledig geschilderd. ‘Het nest is geheel opgeschikt om het bruidje te ontvangen: het blinkt van nette, frissche kleur – blauw, groen en rood!’ klonk het in een brief van 16 september. Samen met Alida richtte hij het huis verder in.

Hier is ’t nu inrichten en… inrichten, een behagelijke bezigheid – stilaan wordt het warm en gezellig in het Lijsternest: een huis zonder vrouw is een lijf zonder ziel, dàt ondervind ik nu,
11 oktober aan De Bom

En toen zijn vriend eind 1906 zelf een huis wilde bouwen, kreeg hij goede raad mee:

Bouw niet te groot maar doet uw plan zoo maken dat ge er langs alle kanten bij kunt bouwen. Ik heb nog 4-5 werkingen in den kop voor mijn huis en ga alle jaren iets doen, dat brengt telkens nieuw genot bij, meer dan wanneer ge ’t ineens klaar hebt.

Streuvels zou inderdaad blijven bouwen aan zijn huis, het laten meegroeien met zijn gezin en op het ritme van zijn financiële mogelijkheden. In 1905 werd hij bekroond met de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde. Het prijzengeld investeerde de laureaat onmiddellijk in bakstenen. De kleine ‘spreekplaats’ naast de hal liet hij uitbreiden tot een kleine werkkamer, waar hij in alle rust zou kunnen schrijven. Tot dan toe had Streuvels zitten werken aan een tafel in de woonkamer, maar werd daar te veel gestoord door het gezinsleven. ‘De metsers zijn afgekomen en werken aan den voorgevel waar mijn boekenkamer moet komen’, schreef hij op 20 juni 1906 aan De Bom. ‘De nieuwe vleugel is afgewerkt en eerstdaags doe ik er mijn intrek’, voegde hij er nauwelijks een maand later aan toe. Gezeten aan het raam van zijn nieuwe werkkamer, met de blik op zijn tuin, begon hij in november 1906 met de redactie van zijn roman De vlaschaard.

 

De bescheiden uitbreiding van 1906 vormde de aanzet tot wat zou uitgroeien tot een ruim schrijfvertrek met bibliotheek. De omvorming van een gezinswoning tot een volwaardige schrijverswoning was hiermee ingezet. Het huis bleef overigens niet onopgemerkt. In 1906 verscheen in het toonaangevende Belgische architectuurtijdschrift L’Emulation een foto van het huis. ‘De helft van ’t huis is afgesmeten en de andere helft ligt overhoop – en de metsers zijn bezig’, liet Streuvels op 2 mei 1912 aan Herman Teirlinck weten. Werklieden, kalk, stenen en balken duiken in brieven uit de lente van 1912 herhaaldelijk op. De werkkamer werd uitgebreid en in de zijgevel kwam het beroemde ‘panoramisch raam’, een breed venster dat Streuvels van aan zijn schrijftafel een optimaal uitzicht over het landschap bood. De timing van de uitbreiding was geen toeval. In 1910 had Streuvels een tweede keer de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde ontvangen en in 1911 volgde de Nieuwe Gids-prijs voor proza. De schrijver fotografeerde opnieuw zijn huis en liet er prentbriefkaarten van maken. ‘Ziet er lief uit’, schreef hij op de kaart die hij in oktober 1912 opstuurde aan de schrijver Alfons Sevens.

 

Tijdens het eindoffensief van de Eerste Wereldoorlog moest het gezin Streuvels op de vlucht. Bij hun terugkeer troffen ze een geplunderd en door in de omgeving ontplofte bommen beschadigd Lijsternest aan. Een oorlogsschadevergoeding van ruim 17.000 frank maakte het Streuvels mogelijk de nodige herstellingen uit te voeren. Ook de tuin moet gedeeltelijk heraangelegd worden want tijdens de eerste maanden na de wapenstilstand had de huisvader de tuin aangesproken voor brandhout. ‘Ik voor mij ben nu aardewerker en boomkapper – en moet hout uit mijnen hof klein maken waar moeder haren pap op koken kan!’ schreef hij August Vermeylen in februari 1919.

 

In 1935 werd de Vijfjaarjaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde een derde keer aan Streuvels toegekend en het jaar daarop volgde de Rembrandtprijs. Niet toevallig werd Streuvels in de zomer van 1936 volledig in beslag genomen door een nieuwe uitbreiding van Het Lijsternest. ‘Nog altijd ciment en steenen – geen tijd’, schreef hij aan De Bom in augustus 1936. De werkzaamheden waren in de herfst van dat jaar achter de rug, zoals blijkt uit een brief van 27 oktober 1936: ‘Metsers, timmerliën en schilders zijn ’t huis uit – ’t is weer alles stilte en rust’.

Het Lijsternest zou tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn definitieve vorm krijgen. In mei 1940 werd het huis zwaar beschadigd door beschietingen. Streuvels fotografeerde de voorgevel met kogelinslagen en loshangende rolluiken. Diezelfde zomer nog werd de schade hersteld, zoals hij in januari 1941 aan zijn goede vriend Joris Vriamont schreef:

We hebben den heelen zomer gemetst, getimmerd om huis en hof weer in orde te krijgen en de schade door bommen, obussen en dieven aangericht, zooveel mogelijk te herstellen en dit is nu zoo goed als in orde.

Tijdens de oorlogsjaren volgde een laatste uitbreiding. De werkkamer werd nogmaals vergroot, samen met de aanpalende bibliotheek. Streuvels had hiermee extra ruimte gecreëerd voor zijn steeds verder aangroeiende bibliotheek.

 

Het is Het Lijsternest zoals we het nu kennen. Streuvels was trots op zijn huis dat hij als een levenswerk beschouwde en wilde het graag voor het nageslacht bewaard zien. Op 3 oktober 1953, de dag van zijn 82ste verjaardag, schreef hij een ‘testament’:

Een grafmonument of een zerk wil ik niet. Het monument dat ik in eere wensch behouden te blijven en in zijn oorspronkelijken vorm bewaard zou dienen te blijven is ’t geen ik persoonlijk heb opgericht: nl. het domein door mij aangekocht waarop ik boomen heb geplant en groot zien worden, de woning op mijn kosten heb laten bouwen, met alles wat er in bevat is en van mij oorkomstig [= afkomstig] – onbelast – waar ik geleefd heb en gewerkt.

Na het overlijden van Streuvels in 1969 bleef zijn weduwe in het huis wonen tot in 1975 ook zij overleed. Het literaire archief verhuisde nog datzelfde jaar naar het Letterenhuis in Antwerpen. Het huis – inclusief meubels, schilderijen, bibliotheek en honderden kleine voorwerpen – werd in 1977 door de Provincie West-Vlaanderen aangekocht. Na een grondige restauratie en herinrichting opende het in 1980 de deuren voor het publiek. Het Lijsternest werd in 2004 als monument beschermd als een van de belangrijkste voorbeelden van het bouwen in landelijke stijl en als een van de best bewaarde en markantste schrijverswoningen in Vlaanderen. Een tweede, hoognodige restauratie – de kleigrond waarop Het Lijsternest gebouwd werd, deed de stabiliteit geen goed – volgde in 2008-2014. De inrichting van het huis op het ogenblik van het overlijden van Streuvels werd zo getrouw als mogelijk hersteld, inclusief een reconstructie van de badkamer. De voorbije jaren hebben duizenden bezoekers en tientallen schrijvers door het panoramische raam gekeken naar ‘de brede ruimte’ die Streuvels tientallen jaren bij het schrijven heeft geïnspireerd.

 

Jeroen Cornilly 

Verscheen oorspronkelijk in Stijn! (Berichten uit Lijsternest en Letterenhuis, 2019)

Meer weten? Neem contact op

Contact

lijsternest@vlaanderen.be

Telefoon

+32 56 77 72 14

Contactpersoon

Thomas Jacques